-
1 cultivate
v. bewerken; ontwikkelen; cultiveren[ kultivveet]4 cultiveren ⇒ aankweken, bevorderen6 voor zich proberen in te nemen/te winnen ⇒ vleien -
2 doom
n. populair computerspel (ook op internet)doom1[ doe:m] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:send someone to his doom • iemand zijn ondergang tegemoet sturen————————doom2〈 werkwoord〉2 〈 voornamelijk voltooid deelwoord〉tot mislukking/ten ondergang doemen♦voorbeelden:1 we are doomed! • we zijn verloren!doomed to unemployment • tot werkloosheid gedoemd2 the undertaking was doomed from the start • de onderneming was tot mislukken gedoemd vanaf het begin -
3 grill
n. grill, rooster; geroosterd (vlees)gerecht; grill-room--------v. grillengrill1[ gril] 〈 zelfstandig naamwoord〉3 → grille grille/4 〈 verkorting〉[grill-room]————————grill2♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉2 〈 voornamelijk voltooid deelwoord〉van rooster/traliewerk voorzien♦voorbeelden: -
4 mesmerize
-
5 oversubscribe
v. Te veel tekenen (op aandelen); meer schenken dan nodig isoversubscribe1 overtekenen 〈lening enz.〉♦voorbeelden: -
6 scar
n. litteken--------v. een litteken vormen; met littekens bedekken, schrammenscar1[ ska:] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————scar2〈 scarred〉1 een litteken vormen/achterlaten 〈 van wond〉II 〈 overgankelijk werkwoord〉 -
7 star
n. ster--------v. een ster zijn; sukses hebbenstar1[ sta:] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:falling star • vallende stershooting star • vallende/verschietende sterthank one's (lucky) stars • zich gelukkig prijzen————————star2〈 starred〉II 〈 overgankelijk werkwoord〉3 met een sterretje/asterisk aanduiden♦voorbeelden: -
8 ground
adj. grond-, bodem-; vermalen, verbrijzeld--------n. aarde; grond; terrein; ondergrond; gebied; basis--------v. aan de grond houden; funderen; baseren; beargumenteren; aardenground1[ graund]♦voorbeelden:♦voorbeelden:fall to the ground • falen, in duigen vallentouch ground • vaste grond onder de voeten krijgenrun oneself into the ground • zich uitputtenget off the ground • van de grond/op gang komen3 break (new/fresh) ground • nieuw terrein betreden, pionierswerk verrichtencover much ground • een lange afstand afleggen; veel terrein/onderwerpen bestrijkengive/lose ground • terrein verliezen, wijkenhold/keep/stand one's ground • standhouden, voet bij stuk houdenshift one's ground • van argument/mening veranderenfeel the ground • poolshoogte nemenit suits him down to the ground • dat komt hem uitstekend van pasIV 〈 meervoud〉♦voorbeelden:1 a house standing in its own grounds • een huis, geheel door eigen grond omgeven————————ground2II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 gronden ⇒ baseren, onderbouwen♦voorbeelden:————————ground3→ grind grind/ -
9 perch
n. stok; standplaats; veilige plaats--------v. zitten op een stok; zitten op een tak; landen (slang); neerzettenperch1[ pə:tsj] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:knock someone off his perch • iemand op zijn nummer zetten————————perch21 baars————————perch3II 〈overgankelijk werkwoord; voornamelijk als voltooid deelwoord〉♦voorbeelden: -
10 spat
-
11 coif
n. huif, kap, mutsjecoif1[ kojf] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————coif2[ kwa:f] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 kapsel————————coif3[ kwa:f] 〈werkwoord; verleden tijd en voltooid deelwoord ook coiffed; tegenwoordig deelwoord ook coiffing〉 -
12 craze
n. een modewaanzin--------v. krankzinnig maken, iemand gek maken; scheurencraze1[ kreez] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 rage ⇒ manie, gril————————craze21 een craquelépatroon hebben/krijgen ⇒ gecraqueleerd zijnII 〈 overgankelijk werkwoord〉 -
13 hove
-
14 lesser
adj. iets minder; verlaginglesser1[ lessə] 〈 bijvoeglijk naamwoord〉1 minder ⇒ kleiner, onbelangrijker; 〈 in het bijzonder van twee zaken〉 minst(e), kleinst(e), onbelangrijkst(e)♦voorbeelden:the lesser fry • de mindere goden, het gewone volk————————lesser2〈bijwoord; voornamelijk in combinatie met voltooid deelwoord〉♦voorbeelden: -
15 poll
n. stemming; aantal stemmen; stemmentelling (van de kiezers); aantal stemmen (bij verkiezingen); enquête--------v. afzagen (boomtop); afzagen (van horens)--------v. krijgen (van stemmen); voorstemmen; tellen van de stemmen (bij verkiezingen), enquête houdenpoll1[ pool] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:————————poll2II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:
Перевод: с английского на все языки
со всех языков на английский- Со всех языков на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский